woensdag 22 december 2010

Casino

"Wij zouden graag samen met u uit een vliegtuig springen, meneer, maar helaas houden wij winterstop tot begin maart..."

....JAMMER, paraclub Moorsele!

Jammer.. Maar.. HELAAS!

Iets anders dan. Toeval of niet, maar een dag later word ik door X gebeld met de vraag of ik hem wil vergezellen naar het Brussels Casino. Een dik uur later staan we voor de deur. De portier - slash - buitenwipper perst er een glimlach uit. Ik zie hem denken dat hij ons aankan, mocht het tot een vuistgevecht komen.

X heeft al een lidkaart, de mijne moet nog gemaakt worden. Letterlijk, dat moet, want er zonder geraak je niet binnen. De vrouw aan de balie vraagt of ze mijn identiteitskaart mag zien. Dat mag. Ze neemt hem dankbaar in ontvangst en vraagt me waar ik mijn brood mee verdien. Ik twijfel even. Dan recht ik de rug, kijk haar recht in de ogen en antwoord: "Ik ben filosoof."
Ze staart me als was zij een koe en ik een trein. X komt niet meer bij.

We betreden de grote speelzaal. Ik zie een pianist aan een grote vleugelpiano rustig jazzstandards spelen terwijl wat verder een Aziaat keer op keer genaaid wordt door het roulettewiel. Chips van 100 euro vliegen over het speelbord. Hij lijkt zich te amuseren.

Wat verderop staan de slotsmachines. Hier vooral vergane glorie. Veertigjarige vrouwen die heel hard hun best doen. Veertigjarige mannen die er zich al lang bij neergelegd hebben. Aziaten ook, en redelijk wat zelfs. Best zielig eigenlijk, dit zootje.

Mijn oude vriend is echter naar hier gekomen om poker te spelen, en verdomd dat zullen we. De pokertafels bevinden zich boven, net achter het casinorestaurant. Ik speel even met het idee maar besluit uiteindelijk om toch niet mee te doen. Ik ben verslaafd geraakt aan zowat al waar ik ooit aan begonnen ben. De jaren hebben mij geleerd potentiële verslavingen te herkennen en er met een wijde boog rond te lopen. Bovendien heb ik er het geld niet voor.

X wordt een tafel toebedeeld. Hij begint goed. Ik zie hem grijnzend iemand naar huis spelen. X kijkt de onfortuinlijke aan en trekt de schouders op. "Niets aan te doen hé jongen." Ik moet er om lachen en voel wat een supporter voelt wanneer zijn ploeg scoort.

Een halfuur later verlaten we het casino - X moet een trein halen. Ik vraag hem of dat zwaar weegt, die 500 euro in zijn portefeuille. "Das gemakkelijk en rap verdiend hé," antwoordt hij, "jammer van dat kutvolk."

maandag 29 november 2010

Wat nu?

Er is ongeveer een maand verstreken sinds ik deze blog begon. Er is veel gebeurd in die maand. Zo ben ik bijvoorbeeld gestopt met roken. Niet op de dag die ik gepland had, de 'morgen' laat ons zeggen, neen, het is een overmorgen, of nog preciezer een 'de dag na overmorgen' geworden.
Dat stoppen met roken heeft mijn longen verlicht.Gisteren enkele trekjes genomen, daar niet van, maar mijn maat was jarig. Dus het mocht.

Toegegeven, ik geniet van het stoppen. Nagenoeg geen onprettige neveneffecten ervaren. Enkel mijn maag die wat overhoop ligt door al dat compensatieboeffen, dat is zowat het enige. Regent het niet, dan schijnt de zon, als het al niet bewolkt is. Of niet soms?

In deze blog heb ik A.S. in de kont genomen, en god gevonden. Twaalf mensen hebben beslist mij te volgen. Ik weet niet hoe ik me daardoor moet voelen, maar niettemin, 'bedankt'.

Maar wat nu? Hoe gaat dit verder?

Na een korte periode van diep gepeins ben ik tot het besluit gekomen dat hier nog geen enkele journalistieke ambitie ten toon gespreid werd. Ere wie ere toekomt: het is dankzij u, meneer Marain, dat ik deze blog ooit begonnen ben. Doe ermee wat je wil, dat was de opdracht. Zo lang het maar journalistieke ambities heeft. Nu, ik stel niet graag mensen teleur, beste lezer, en al zeker geen mensen die mij quoteren op het eind van het jaar.

In wat volgt zal ik de wereld verkennen en erover schrijven. Dat is wat journalisten doen, vermoed ik.

Tot gauw

donderdag 18 november 2010

Waarom we bloggen (4): hoe het bloggen ons dichter tot god brengt

Het wezen van de blog situeert zich in het gemeenschappelijke karakter ervan. Iemand, het doet er niet toe wie, had onlangs gelijk toen ie dat idee poneerde. Het bloggen heeft echter ook nog een interessant nevenverschijnsel...

Ik richt me even tot U, lieve lezer.
Ja..


tot





U.



Sluit je ogen en adem, diep maar rustig, in en uit.

Open ze opnieuw, die ogen. Traag maar gestaag.
JE ADEMHALING BLIJFT RUSTIG!!!!!!!!
Volg me.


ja,
volg me


Je blog bevindt zich in een netwerk. Andere mensen lezen die, net zoals ze zijn of haar blog lezen. Misschien denken ze na over wat je schrijft. Het zou zelfs kunnen dat ze erover praten: tegen vrienden, tegen kennissen, tegen al wie nooit zelf je blog zullen lezen.
Soms gebeurt het dat mensen een link leggen naar je blog. En zelfs al doet niemand dat bewust, toch zijn er heel veel links naar je blog. Door de woorden die je gebruikt, door de moedersite waarop je blog gepubliceerd wordt, door de naam die je ze geeft. Jouw blog is de uitkomst van een potentiële zoekopdracht in eender welke zoekrobot. Ze staat in contact met al wat op het internet verschijnt.

Hetzelfde internet dat bestaat, maar ergens ook niet bestaat. Je kunt het aanraken, ruiken, horen noch voelen - maar het bestaat, en het wordt steeds groter.In principe blijft het voor altijd bestaan. Zolang de mensheid overleeft, en zolang die stroom en computers zal hebben, zal er internet zijn. Misschien verandert het ooit van naam, maar de idee erachter wordt nooit meer uit onze collectieve harde schijf verwijderd.

Het is net in die oneindigheid dat we contact maken met iets dat enkel en alleen aan het goddelijke kan worden toegeschreven.God toont zich slechts in zijn oneindigheid. Hij is oneindig goed, oneindig groot, zijn macht is oneindig, ja, Hij is zelfs oneindig.. in zijn oneindigheid!
Slacht dus samen met mij het gouden blogkalf. We smijten hem in het vuur,  
en de duivel hale hem!!

Wee je gebeente, jij ranzige dekstier, jij rufitg stuk rund,
want voorwaar, je was slechts een schijngod.

De echte god bevindt zich ook op het web.

Hij heeft een site,
en ja, 
zelfs een blog.

maandag 15 november 2010

Waarom we bloggen: Sullivan en postmodernisme van langs achteren genomen (3)

Ik kom nog even terug op Andrew Sullivan,
om er daarna nooit meer over te spreken -
neen, hem zelfs niet meer te denken.
Dat beloof ik je.

Andrew Sullivan – zouden zijn vrienden hem Andy noemen? - benadrukt het gemeenschappelijke karakter van de blog, en hij heeft gelijk. Dat en niets anders vormt de kern van het bloggebeuren, het is zijn 'raison d'être' zo je wil. Hij gaat verder door te stellen dat de kwaliteit van wat er op de blog verschijnt ondermaats is. Dat ligt volgens hem aan de snelheid waarmee iets gepubliceerd wordt, en aan het feit dat niemand de tekst eerst naleest.

Hmm..

Sta mij toe me even specifiek tot jou te richten, Andrew. (Ik zal je tutoyeren en je met je voornaam aanspreken. Dat is veel minder afstandelijk. Mocht je dat niet graag hebben, mail me en ik pas de tekst aan. Beloofd.)

Op het eerste zicht lijk je daar een punt te hebben. Niettemin, enige nuance is hier op zijn plaats. De meeste bloggers die ik ken, hebben wel goed nagedacht over wat ze in hun blog schrijven. Wat er in hun blogs verschijnt, is vaak beter dan wat sommigen aan het papier durven toevertrouwen, zelfs nagelezen en al. Dat je er zelf voor kiest om werk van mindere kwaliteit – jouw woorden – op je blog te publiceren, dat is je volste recht. Maar projecteer dit niet op iedereen.

Je verwijt het bloggen dat het geen stabiele waarheid brengt. Volgens jou is het postmodernisme in hetzelfde bedje ziek.

Je was zat toen je dit schreef, Andrew.

Wel, je was misschien niet zat, maar hoe dan ook, je sloeg de bal mis. Stabiele waarheid – 'stable truth', een betere vertaling schiet mij nu niet te binnen – bestaat niet, er is enkel perspectief. Lacan heeft Kant van langs achteren genomen, zo schreef de Franse filosoof Gilles Deleuze ooit. Daarmee bedoelde hij dat Lacan de filosofie van Kant op Kant's filosofie toepaste. Dat moet je wat vreemd in de oren klinken vermoed ik, maar ik zal het verduidelijken met twee voorbeelden. Sta mij toe jou en het postmodernisme hier even van langs achteren te nemen.

Je schrijft in je blogs dat het bloggen geen stabiele waarheid levert. Daaruit volgt dat wat jij in je blog schrijft geen stabiele waarheid is. Zo ondergraaf je de stelling die je zelf poneert.

Ook het postmodernisme betoogt dat er geen 'stabiele' waarheid is. Alles is al gezegd, de grote verhalen hebben gefaald, er is geen absolute waarheid en alles is relatief. Laat ik het postmodernisme nu eens van langs achter....nee, doe jij het maar. Ik ben moe.
Ook het postmodernisme is een ideologie, Andrew.

De Waarheid - mét hoofdletter - bestaat niet.

Er is enkel perspectief

zondag 24 oktober 2010

Waarom we bloggen: Andrew Sullivan (2)

Ook Andrew Sullivan blogt, kun je nagaan. Twee jaar geleden publiceerde The Atlantic een artikel van hem waarin het fenomeen van het bloggen geanalyseerd werd. Sullivan benadrukte er de intrinsiek collectieve aard van de blog. Het wezen van de blog situeert zich in de gemeenschap, ze verwerft haar volle bestaansrecht door anderen. Mensen lezen je blog, ze reageren erop of beter nog ze maken links in hun eigen blog die verwijzen naar de jouwe. Hoe meer links naar je blog verwijzen, hoe meer je een autoriteit wordt op het internetforum. À la limite kan er zich een heuse personencultus rond je vormen, of toch ten minste rond je virtuele alter ego. 

"Fijn, fijn" hoor ik u denken, maar er is meer aan de hand. Aan deze "open-source market of thinking and writing" zijn een paar problemen verbonden, door Sullivan vakkundig van tafel geveegd.
Een eerste groot nadeel is dat dit medium iedereen toelaat om vooroordelen te verspreiden, sensatiezucht te voeden, platte scheldtirades te houden en dergelijke meer. Maar, zo gaat de auteur verder, voor elk blog pro vind je een blog contra, en vaak zijn beiden rechtstreeks gelinkt aan elkaar. Dat zorgt er uiteindelijk voor dat je toch een soort nivellering krijgt. De lezer wordt een heel breed perspectief aangeboden, waardoor die voor zichzelf een genuanceerd beeld kan vormen. Dit veel meer nog dan bij de traditionele media, die vaak heel eenzijdig zijn.
Ten tweede zou men kunnen opwerpen dat de snelheid waarmee je iets publiceert nefast is voor de kwaliteit ervan. Vooraleer een boek of een krantenartikel verschijnt, heeft de auteur er [idealiter] grondig over nagedacht en hebben verschillende mensen het gelezen en er feedback op gegeven. Bij de blog publiceer je in principe zo snel je kan typen. Sullivan pleit schuldig, maar voegt er aan toe dat dit niet zorgt voor het failliet van de geschreven berichtgeving, integendeel, ze zorgt net voor een hernieuwde interesse in de oude media en een opwaardering van het statuut ervan. Een mooi schilderij valt niet noodzakelijk op tussen tien andere mooie schilderijen, maar wordt een fantastisch schilderij tussen tien kladwerkjes.

Binnenkort meer in een derde en een vierde afsluitende post over het waarom van het bloggen. Daar zal ik het hebben over het slachten van het blogkalf, over waarom Sullivan de mist ingaat, waarom het postmodernisme zichzelf van langs achteren moet nemen en hoe het bloggen ons dichter tot god brengt,
maar das voor later...

Waarom we bloggen: Het blogkalf (1)

Je moet wel een kalf zijn om een blog te beginnen. Een kalf met een groot ego en een dikke kalfsnek, worstelend met een kleine uiercomplex. Een kalfje door de moeder verstoten omdat ze je geur gewoon niet lekker vindt. Die doet haar te veel denken aan jouw vader, Rembrand, de dekstier. Hij was het, die op een dag brutaal en ongevraagd bij haar binnendrong, haar pijn deed, haar verweesd achterliet en nooit meer naar haar omkeek. Niet tijdens haar maandenlange dracht, haar weeën, haar keizersnede, neen, en al zeker niet toen jij geboren werd.

Nu, echt slecht heb je het er niet vanaf gebracht, het zou verkeerd zijn dat te beweren. Je hebt een job, of toch minstens goeie vooruitzichten op een job. Een dak heb je boven je hoofd, en er bewegen zich enkele mensen rondom je die je zonder overdrijven vrienden zou kunnen noemen. Om eten hoef je je ook al niet druk te maken. Als er al geen in de kast ligt, dan ga je er wel om naar de winkel, zo gebeurd.
Niettemin, echt gelukkig zou je jezelf niet noemen. Je zit met een gat, een put, een gapende afgrond. Al vaak heb je er iets in gesmeten, achteloos of weldoordacht, maar echt kleiner is het gat nooit geworden. Voetbal was leuk voor even, paardrijden ook. Schilderen leek de leegte wel een tijdje te vullen, en zo ook het vrijwilligerswerk waar je ooit enthousiast in gevlogen bent. Voor eventjes..

Dus nu ben je maar een blog begonnen

TOCH?!!