vrijdag 3 juni 2011

Trèm

Trillend trekt de GSM mij uit het diepste deel van de slaap. Ik word wakker in een kamer die weleens de mijne zou kunnen zijn. De muren staan er nog,
goddank, en mijn schoenen bevinden zich nog net waar ik ze achtergelaten had. Snel hark ik wat kleren bijeen,
spring in-en-uit de douche, herkauw wat muesli en sprint naar de halte. Ze trapt op haar metalen staart en
schiet rammelend en klingelend vooruit. Ze heeft al zo'n dertig meter op me genomen, maar vandaag is het mijn beurt,
ik voel het, en ze mag er gerust het hare van denken. Terwijl ik lenig tussen het ochtendvolk laveer,
verspert een aarzelende volkswagen haar de weg. Ze knippert met haar puitenogen en haar koebel slaat alarm.
Ze briest. Ze is ràzend.
Als eerste ga ik de bocht in. Mijn hart bonkt zo hard dat ik meen haar hartslagen te kunnen horen. Mijn luchtpijp schroeit dicht.
Mijn voeten kleven aan de grond. Ik beuk tegen de muur en krijg klop van de man met de hamer.
Ze nadert snel. Een finish bergop, dat is in haar voordeel.

Tussen onze loopbanen bevindt zich een stoet toeterende auto's. Elk hebben ze een plaatsje ingenomen langs het parcours.
Ze ronken en blazen en vuren ons aan met toeters en schel trompetgeschal. De aanmoedigingen missen hun uitwerking niet.
Ze versnelt.   

Had de meet tien meter verder gelegen, dan waren de bloemen voor haar geweest. Voorovergebogen nahijgend zie ik
haar finishen. Ze geeft zich gewonnen en laat zich uitbollen als kon het haar plots niets meer schelen. Naast me valt ze stil.
Ik glimlach en geef haar wat troostende klopjes op de wang. Ik stijg op en plof neer in het zadel. Vandaag rij ik gratis.

donderdag 24 maart 2011

1980 (2)


1980's Obituary

Goede wijn wordt meestal gemaakt in jaren die eindigen op even getallen, maar zijn er ook jaren waarin het goed is om dood te gaan? Dat zal vooral van jezelf afhangen, vermoeden we. De dood komt meestal te vroeg en ongelegen. Tenzij voor wie het leven beu is: bij hen komt de dood te laat.
Ook in de jaren tachtig vielen ze als vliegen. Mooie mensen, bekende mensen, mensen met talent. “Menig beroemdheid is reeds dood de dag nadat hij gestorven is”, sprak de Vlaamse filosoof Antoon Vloemans ooit. Zelf heeft wijlen Vloemans het feest op nieuwjaarsdag ’83 niet meer mogen meemaken. Hij wordt niet vaak meer geciteerd.
Sommige puike muzikanten plukten voor het laatst de lage A-snaar in de jaren tachtig. We noteren onder andere Ian Curtis, Peter Tosh en Nico (van the Velvets, noblesse l'oblige). Er zal vast geen repetitieruimte beschikbaar zijn in het vagevuur, maar mocht er ergens tussen hemel en hel een All Star-band van in de tachtiger jaren heengegane muziekgoden gevormd worden, gokken wij op volgende line-up. Bonham op drums, Monk op piano, Pastorius op bas en Lennon op (ritme)gitaar. De oerschreeuw mag Muddy 'Mississippi' Waters voor zijn rekening nemen, hierbij geruggensteund door Marley Bob aan de backing vocals. “En wat met de leadgitaar?” horen we u denken. Wel, Jaco Pastorius op bas IS een leadgitaar, maar mocht Waters zijn nek met de tele omgorden, praise Jezus.
Naast muzikale kadavers werd in de eighties ook behoorlijk wat koninklijk bloed ten grave gedragen. In Japan wisselde keizer Hirohito het stoffelijke voor het eeuwige na een heerschappij die meer dan 60 jaar geduurd had. In Roemenië werden Nicolae Ceausescu en zijn vrouw Elena de laatste slachtoffers van hun eigen wanbeleid. Voor misdrijven als het illegaal verwerven van rijkdom, genocide en nog een paar andere zaken veroordeelde een militaire rechtbank hen tot de doodstraf. Uit wel honderden vrijwilligers werd een vuurpeloton samengesteld. Het waren elitesoldaten, stuk voor stuk. De Ceaucescu's werden tegen de muur gezet en afgeschoten, nog voor de aanwezige cameraman zijn beeld had kunnen scherpstellen. Twee weken later werd de doodstraf in Roemenië afgeschaft. Er wordt beweerd dat Sven Nys “balen!” zou geroepen hebben.
Verf is dikker dan bloed. Beuys, Warhol, Dali en Hérgé, geen van hen zag Toto Cotugno het songfestival winnen.
Fred Astaire – né Frederic Austerlitz (!) – danste zijn laatste paar schoenen stuk. Grace Kelly – of 'van Monaco', zo je wil – kreeg een hartaanval achter het stuur, reed van de weg af en parkeerde haar Rover 3500 in het ravijn. Het was diezelfde kronkelende provincieweg waarop ze jaren eerder, bij de opnames van Hitchcock's To Catch a Thief, een auto gedeeld had met Cary Grant. Volgens laatstgenoemde zou ze ook toen heel gevaarlijk gereden hebben. Monaco en rally, melk en suiker. Grant zelf bezweek in '84 aan een hersenbloeding. Na hem heeft niemand ooit nog door een korenveld gelopen, achterna gezeten door een tweedekker.
De eighties. Doffe ellende zou je kunnen denken, met al die doden, maar gelukkig werd Prozac in ’88 uitgevonden. Vanaf toen was coke gewoon leuk voor op een feestje maar niet meer echt van doen.

woensdag 2 maart 2011

1980



Het valt moeilijk te schrijven over iets dat je zelf niet al te bewust hebt meegemaakt. Je was er, maar eigenlijk was je er ook niet. Waar je dan wel was, dat valt moeilijk te omschrijven. Je zou er een ruwe schets van kunnen maken, een impressionistisch schilderij misschien, maar je fotografeert geen stad die al verdwenen is. Op een dag ben je echter wakker geworden, al dan niet met koppijn, en met een vaag besef van hoe het ooit zo ver is kunnen komen.



Er is slechts een kwarteeuw verstreken sinds onze vroegste kindertijd in de jaren '80, en wat overblijft is niets dan artefacten en gekleurde herinneringen. Alles van waarde is weerloos. Ze waren er, vast en zeker, en ze hebben ons gevormd ook, dat staat vast. Oud kun je ons nog niet noemen, maar wat waren we jong, toen! De wereld waarin we toen vertoefden, was niet complex. Wij waren kapitalistisch, westers, Reagan en Thatcher. Zij waren communisten, Gorbatsjov en Honecker - goddeloze imperialisten, stuk voor stuk. Het ging goed met ons. We kochten een pc en een camcorder, cds en een nintendo. De economie draaide goed, en MTV bracht ons muziekvideo's, 24 u op 24. De do de do, de da da da, sweet dreams are made of this, Frankie zei relax. New wave. Beats of love, quoi. Toen oorlog nog koud was, enkel homo's en testapen AIDS konden kregen, en misdaadbendes Walen viseerden. “Don't worry be happy,” Bobby McFerrin, wekenlang op nummer één.



Nu de grote eightiesstoet zich aan mijn geestesoog voltrekt, zou ik bijna geneigd zijn om ze te willen herbeleven. Ik zei bíjna, en dat is een belangrijke nuance. (Mocht ik die niet maken, dan had mijn ninetieszelf me terminatorgewijs opgespoord en me met een droog nekschot de oneindigheid in geknald. Koud afgemaakt worden door een gefrustreerde adolescent, je zou zo geen zieliger einde kunnen bedenken. Maar ik dwaal af.)
Want ook toen was het niet elke dag rijstpap met honing. Neen, integendeel. Het ging er soms hard aan toe, voor ons, en voor hen nog des te meer. In Tsjernobyl kregen ze de hemel op hun kop. In Afghanistan vochten ze tegen het Sovietleger, zij aan zij, geflankeerd door Rambo III. In China werd burgerprotest hardhandig neergeslagen. Joden vochten tegen Palestijnen, obviously, en er was economische malaise. Conservatieve krachten kwamen aan de macht in Engeland, Amerika en (West-)Duitsland. Er was honger in Afrika, en zelfs Bob Geldof kon het A-team niet bereiken.



Eigenlijk is er niet zo veel veranderd.

woensdag 22 december 2010

Casino

"Wij zouden graag samen met u uit een vliegtuig springen, meneer, maar helaas houden wij winterstop tot begin maart..."

....JAMMER, paraclub Moorsele!

Jammer.. Maar.. HELAAS!

Iets anders dan. Toeval of niet, maar een dag later word ik door X gebeld met de vraag of ik hem wil vergezellen naar het Brussels Casino. Een dik uur later staan we voor de deur. De portier - slash - buitenwipper perst er een glimlach uit. Ik zie hem denken dat hij ons aankan, mocht het tot een vuistgevecht komen.

X heeft al een lidkaart, de mijne moet nog gemaakt worden. Letterlijk, dat moet, want er zonder geraak je niet binnen. De vrouw aan de balie vraagt of ze mijn identiteitskaart mag zien. Dat mag. Ze neemt hem dankbaar in ontvangst en vraagt me waar ik mijn brood mee verdien. Ik twijfel even. Dan recht ik de rug, kijk haar recht in de ogen en antwoord: "Ik ben filosoof."
Ze staart me als was zij een koe en ik een trein. X komt niet meer bij.

We betreden de grote speelzaal. Ik zie een pianist aan een grote vleugelpiano rustig jazzstandards spelen terwijl wat verder een Aziaat keer op keer genaaid wordt door het roulettewiel. Chips van 100 euro vliegen over het speelbord. Hij lijkt zich te amuseren.

Wat verderop staan de slotsmachines. Hier vooral vergane glorie. Veertigjarige vrouwen die heel hard hun best doen. Veertigjarige mannen die er zich al lang bij neergelegd hebben. Aziaten ook, en redelijk wat zelfs. Best zielig eigenlijk, dit zootje.

Mijn oude vriend is echter naar hier gekomen om poker te spelen, en verdomd dat zullen we. De pokertafels bevinden zich boven, net achter het casinorestaurant. Ik speel even met het idee maar besluit uiteindelijk om toch niet mee te doen. Ik ben verslaafd geraakt aan zowat al waar ik ooit aan begonnen ben. De jaren hebben mij geleerd potentiële verslavingen te herkennen en er met een wijde boog rond te lopen. Bovendien heb ik er het geld niet voor.

X wordt een tafel toebedeeld. Hij begint goed. Ik zie hem grijnzend iemand naar huis spelen. X kijkt de onfortuinlijke aan en trekt de schouders op. "Niets aan te doen hé jongen." Ik moet er om lachen en voel wat een supporter voelt wanneer zijn ploeg scoort.

Een halfuur later verlaten we het casino - X moet een trein halen. Ik vraag hem of dat zwaar weegt, die 500 euro in zijn portefeuille. "Das gemakkelijk en rap verdiend hé," antwoordt hij, "jammer van dat kutvolk."

maandag 29 november 2010

Wat nu?

Er is ongeveer een maand verstreken sinds ik deze blog begon. Er is veel gebeurd in die maand. Zo ben ik bijvoorbeeld gestopt met roken. Niet op de dag die ik gepland had, de 'morgen' laat ons zeggen, neen, het is een overmorgen, of nog preciezer een 'de dag na overmorgen' geworden.
Dat stoppen met roken heeft mijn longen verlicht.Gisteren enkele trekjes genomen, daar niet van, maar mijn maat was jarig. Dus het mocht.

Toegegeven, ik geniet van het stoppen. Nagenoeg geen onprettige neveneffecten ervaren. Enkel mijn maag die wat overhoop ligt door al dat compensatieboeffen, dat is zowat het enige. Regent het niet, dan schijnt de zon, als het al niet bewolkt is. Of niet soms?

In deze blog heb ik A.S. in de kont genomen, en god gevonden. Twaalf mensen hebben beslist mij te volgen. Ik weet niet hoe ik me daardoor moet voelen, maar niettemin, 'bedankt'.

Maar wat nu? Hoe gaat dit verder?

Na een korte periode van diep gepeins ben ik tot het besluit gekomen dat hier nog geen enkele journalistieke ambitie ten toon gespreid werd. Ere wie ere toekomt: het is dankzij u, meneer Marain, dat ik deze blog ooit begonnen ben. Doe ermee wat je wil, dat was de opdracht. Zo lang het maar journalistieke ambities heeft. Nu, ik stel niet graag mensen teleur, beste lezer, en al zeker geen mensen die mij quoteren op het eind van het jaar.

In wat volgt zal ik de wereld verkennen en erover schrijven. Dat is wat journalisten doen, vermoed ik.

Tot gauw

donderdag 18 november 2010

Waarom we bloggen (4): hoe het bloggen ons dichter tot god brengt

Het wezen van de blog situeert zich in het gemeenschappelijke karakter ervan. Iemand, het doet er niet toe wie, had onlangs gelijk toen ie dat idee poneerde. Het bloggen heeft echter ook nog een interessant nevenverschijnsel...

Ik richt me even tot U, lieve lezer.
Ja..


tot





U.



Sluit je ogen en adem, diep maar rustig, in en uit.

Open ze opnieuw, die ogen. Traag maar gestaag.
JE ADEMHALING BLIJFT RUSTIG!!!!!!!!
Volg me.


ja,
volg me


Je blog bevindt zich in een netwerk. Andere mensen lezen die, net zoals ze zijn of haar blog lezen. Misschien denken ze na over wat je schrijft. Het zou zelfs kunnen dat ze erover praten: tegen vrienden, tegen kennissen, tegen al wie nooit zelf je blog zullen lezen.
Soms gebeurt het dat mensen een link leggen naar je blog. En zelfs al doet niemand dat bewust, toch zijn er heel veel links naar je blog. Door de woorden die je gebruikt, door de moedersite waarop je blog gepubliceerd wordt, door de naam die je ze geeft. Jouw blog is de uitkomst van een potentiële zoekopdracht in eender welke zoekrobot. Ze staat in contact met al wat op het internet verschijnt.

Hetzelfde internet dat bestaat, maar ergens ook niet bestaat. Je kunt het aanraken, ruiken, horen noch voelen - maar het bestaat, en het wordt steeds groter.In principe blijft het voor altijd bestaan. Zolang de mensheid overleeft, en zolang die stroom en computers zal hebben, zal er internet zijn. Misschien verandert het ooit van naam, maar de idee erachter wordt nooit meer uit onze collectieve harde schijf verwijderd.

Het is net in die oneindigheid dat we contact maken met iets dat enkel en alleen aan het goddelijke kan worden toegeschreven.God toont zich slechts in zijn oneindigheid. Hij is oneindig goed, oneindig groot, zijn macht is oneindig, ja, Hij is zelfs oneindig.. in zijn oneindigheid!
Slacht dus samen met mij het gouden blogkalf. We smijten hem in het vuur,  
en de duivel hale hem!!

Wee je gebeente, jij ranzige dekstier, jij rufitg stuk rund,
want voorwaar, je was slechts een schijngod.

De echte god bevindt zich ook op het web.

Hij heeft een site,
en ja, 
zelfs een blog.

maandag 15 november 2010

Waarom we bloggen: Sullivan en postmodernisme van langs achteren genomen (3)

Ik kom nog even terug op Andrew Sullivan,
om er daarna nooit meer over te spreken -
neen, hem zelfs niet meer te denken.
Dat beloof ik je.

Andrew Sullivan – zouden zijn vrienden hem Andy noemen? - benadrukt het gemeenschappelijke karakter van de blog, en hij heeft gelijk. Dat en niets anders vormt de kern van het bloggebeuren, het is zijn 'raison d'être' zo je wil. Hij gaat verder door te stellen dat de kwaliteit van wat er op de blog verschijnt ondermaats is. Dat ligt volgens hem aan de snelheid waarmee iets gepubliceerd wordt, en aan het feit dat niemand de tekst eerst naleest.

Hmm..

Sta mij toe me even specifiek tot jou te richten, Andrew. (Ik zal je tutoyeren en je met je voornaam aanspreken. Dat is veel minder afstandelijk. Mocht je dat niet graag hebben, mail me en ik pas de tekst aan. Beloofd.)

Op het eerste zicht lijk je daar een punt te hebben. Niettemin, enige nuance is hier op zijn plaats. De meeste bloggers die ik ken, hebben wel goed nagedacht over wat ze in hun blog schrijven. Wat er in hun blogs verschijnt, is vaak beter dan wat sommigen aan het papier durven toevertrouwen, zelfs nagelezen en al. Dat je er zelf voor kiest om werk van mindere kwaliteit – jouw woorden – op je blog te publiceren, dat is je volste recht. Maar projecteer dit niet op iedereen.

Je verwijt het bloggen dat het geen stabiele waarheid brengt. Volgens jou is het postmodernisme in hetzelfde bedje ziek.

Je was zat toen je dit schreef, Andrew.

Wel, je was misschien niet zat, maar hoe dan ook, je sloeg de bal mis. Stabiele waarheid – 'stable truth', een betere vertaling schiet mij nu niet te binnen – bestaat niet, er is enkel perspectief. Lacan heeft Kant van langs achteren genomen, zo schreef de Franse filosoof Gilles Deleuze ooit. Daarmee bedoelde hij dat Lacan de filosofie van Kant op Kant's filosofie toepaste. Dat moet je wat vreemd in de oren klinken vermoed ik, maar ik zal het verduidelijken met twee voorbeelden. Sta mij toe jou en het postmodernisme hier even van langs achteren te nemen.

Je schrijft in je blogs dat het bloggen geen stabiele waarheid levert. Daaruit volgt dat wat jij in je blog schrijft geen stabiele waarheid is. Zo ondergraaf je de stelling die je zelf poneert.

Ook het postmodernisme betoogt dat er geen 'stabiele' waarheid is. Alles is al gezegd, de grote verhalen hebben gefaald, er is geen absolute waarheid en alles is relatief. Laat ik het postmodernisme nu eens van langs achter....nee, doe jij het maar. Ik ben moe.
Ook het postmodernisme is een ideologie, Andrew.

De Waarheid - mét hoofdletter - bestaat niet.

Er is enkel perspectief